Vlakbij zijn grazende hooglanders en limousinrunderen aan de oevers van de Dommel runt Leon zijn bedrijf. Op het eerste oog een traditionele veehouderij, maar schijn bedriegt. Hier, op de Crole Hoeve, wordt gewerkt aan een revolutie in de vleesproductie. Dat het familiebedrijf een lange geschiedenis kent, bewijst een zwart-wit foto aan de muur. “Dat is mijn oma in 1935 voor de hoeve”, wijst Leon. Al op jonge leeftijd was het duidelijk welke kant hij op zou gaan. “Toen ik vier was, zou ik van mijn ouders een paard krijgen. Maar ik wilde liever een limousinkalf. Daarmee begon het.”
Kweekvleesburger
Toen zijn ouders in 1989 startten met natuurbegrazing, raakte Leon steeds meer betrokken bij het bedrijf. Zijn master Food & Finance aan Nyenrode wakkerde zijn interesse in innovatie verder aan. “Voor een strategiemodule moest ik bedenken hoe ik over 35 jaar nog een product zou hebben. Dat moest echt iets anders zijn. Via een collega-fokker hoorde ik over het werk van professor Mark Post van de Universiteit Maastricht, de man achter Mosa Meat, ’s werelds eerste kweekvleesburger. Ik wilde er een paper over schrijven, maar het stond allemaal nog in de kinderschoenen. Nu, veertien jaar later, begint het werkelijkheid te worden.”
‘Uit dat ene grammetje kunnen wij in drieënhalve week 10.000 kilo vlees laten groeien’
Rijstkorrel
De Crole Hoeve werkt inmiddels samen met Mosa Meat, en ook met Respect Farms, Wageningen University & Research en Maastricht University. Voor de productie van ‘levend vlees’ wordt vlees gekweekt uit cellen van Leons koeien. “Uit de bil of hals van een rund van minstens een jaar oud nemen we een biopt van één gram spier- en vetweefsel – kleiner dan een rijstkorrel,” legt Leon uit. “Het dier wordt plaatselijk verdoofd en voelt er dus nauwelijks iets van. Uit dat ene grammetje kunnen wij vervolgens in drieënhalve week 10.000 kilo vlees laten groeien. We stoppen het celmateriaal in een ketel vol eiwitten uit gras of graan. Op 37 graden – de lichaamstemperatuur van een koe – groeit het vanzelf uit tot vlees.”
Circulair proces
Een andere samenwerking is die met Holland Malt, onderdeel van Bavaria. Een restproduct uit het bierbrouwproces blijkt ideaal als voedingsbodem voor de gekweekte cellen. “Deze eiwitten gebruiken we nu om het vlees op te laten groeien,” vertelt Leon. “We hebben hier als proef net een perceel brouwgerst ingezaaid voor de mouterij van Holland Malt. Na het brouwproces halen we de eiwitten eruit voor het kweekvlees en voeren we de overgebleven, voedzame bierbostel aan onze koeien. Zo houden we het hele proces circulair, binnen een straal van vijf kilometer.”
Ei van Columbus?
In Singapore, Hongkong, Australië, Israël en de VS is kweekvlees al toegestaan. In Europa loopt het proces nog. De Europese Voedselautoriteit (EFSA) heeft een Franse start-up als eerste toestemming gegeven om foie gras uit kweekvlees op de markt te brengen voor menselijke consumptie. Nu moet twee derde van de lidstaten nog goedkeuring geven. De vraag is of dat op korte termijn gebeurt. Want hoewel ‘levend vlees’ het ei van Columbus lijkt, zijn er ook tegenstanders. Zo zien landen als Italië en Hongarije het als een bedreiging voor hun ambachtelijke producten. Andere critici vinden het onnatuurlijk of betwijfelen of het echt duurzaam is, vanwege het hoge energieverbruik van de bioreactoren. Volgens Leon is kweekvlees juist hét milieu- en diervriendelijke alternatief. “Je hebt er 78% minder water voor nodig en 95% minder land, en het levert 93% minder uitstoot op. Hoe duurzaam wil je het hebben?”
Op de boerderij
Twijfel is er ook bij collega-boeren. Zij vrezen dat vleesproductie verschuift naar het laboratorium, waardoor hun rol in de voedselketen verdwijnt. Leon wil juist het tegenovergestelde bewijzen. “Ik wil laten zien dat het ook kleinschalig op de boerderij kan.” Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Zo is de vergunning van de Crole Hoeve vooralsnog bedoeld voor agrarische productie, niet voor een laboratorium. En ook financieel is het spannend. Want zolang Leon het product niet mag verkopen, is er geen businessmodel en dus geen bank die de benodigde € 2 tot € 2,5 miljoen financiert. Daarom pleit hij voor samenwerking en overheidssteun. “De overheid geeft miljarden uit aan het opkopen van boeren die willen stoppen. Waarom niet investeren in boeren die willen vernieuwen?”
‘Ik wil laten zien dat het ook kleinschalig op de boerderij kan’
Regionale samenwerking
De sleutel ligt volgens hem in regionale samenwerking. “In Brabant hebben we partijen als VDL en Swinkels. En we werken al nauw samen met kennisinstellingen. Samen kunnen we een hele keten bouwen, van technologie tot productie.”
AgriFood Capital kan hierin een belangrijke verbindende rol spelen, denkt hij. “Als netwerkorganisatie kunnen ze partijen bij elkaar brengen die meerwaarde creëren in de regio. De tijd is aangebroken om met elkaar door te pakken. Hopelijk gaat het balletje nu eindelijk rollen. Als overheid en bedrijfsleven de risico’s samen dragen, kan dit echt groot worden.”
Groeiende vraag
En dat is volgens Leon nodig, want de vraag naar vlees blijft wereldwijd toenemen. “We eten elk jaar 1,5% meer vlees, vooral in Azië en West-Afrika waar de economieën groeien. Mensen met meer geld gaan vlees eten – dat is van oudsher zo, en dat ga je niet veranderen. Daarom moeten we manieren vinden om aan die groeiende vraag op een duurzame manier te kunnen voldoen. Het is niet de vraag of, maar wanneer kweekvlees de markt verovert. Wageningen schat dat er rond 2040 meer kweekvlees gegeten wordt dan vlees van geslachte dieren. Naarmate we kunnen opschalen, wordt het ook goedkoper dan traditioneel vlees, en dus interessanter.”
Gaat zijn huidige veehouderij op termijn helemaal plaatsmaken voor zijn ‘vleeskwekerij’? “Dat zal de markt bepalen. Als mensen alleen nog kweekvlees willen, helemaal prima. Maar zolang er vraag is naar traditioneel vlees, hou ik dat ook in stand. Het is ook gewoon economisch denken: de kachel moet wel blijven branden.”
Leons tip:
“Kijk verder dan je huidige productiemethode. Ga op zoek naar innovatieve zijwegen die je kunt nemen om je rol als voedselvoorziener ook in de toekomst te behouden.”
